Werk vanuit ziekenhuizen en de geestelijke gezondheidszorg mag de huisartsenzorg niet verdrukken

“Bel de huisarts maar” is een gevleugelde kreet geworden.

Daarmee lijkt en blíjkt de huisarts verantwoordelijk voor bijna alles te worden gemaakt. Ook collega artsen en assistentes in ziekenhuizen vallen in toenemende mate graag terug op deze kreet. Dit betekent dat de eindverantwoordelijkheid -zelfs over complexe medische problemen of behandelingen waarover een huisarts weinig kennis heeft- te gemakkelijk op het bord van de huisarts terecht komt.

Het maakt daarmee het verlenen van huisartsenzorg voor huisartsen ook steeds onveiliger. Vooral wanneer hierdoor complicaties en langdurige of ernstige problemen voor de patiënten kunnen ontstaan. Daarnaast verdrukt deze zorg die eigenlijk bij een andere dokter of hulpverlener thuis hoort de eigenlijke huisartsenzorg uit de huisartsenpraktijk. Patiënten kunnen hierdoor niet de laagdrempelige en continue huisartsenzorg ontvangen, zoals de bedoeling is van ons vak en waar ook de kracht van ons vak vanuit gaat ( en ook dáárvoor is de huisarts dan weer eindverantwoordelijk).

De consequenties van substitutie zijn groot en vormen een enorme inmiddels volstrekt onwerkbare belasting voor het hele huisartsen-team.

Om dit patroon te doorbreken, zijn drie veranderingen nodig;

  1. Het verder verschuiven van ziekenhuiszorg (substitutie) naar de huisartsen kan pas  plaats vinden wanneer de huisartsenzorg weer in rustig vaarwater verkeert en HOE DAN OOK in overleg met de beroepsgroep.
  2. Drastische aanpak van GGZ en jeugdzorg… PUNT!
  3. Duidelijke en dwingende afspraken over de verantwoordelijkheid van zorg vanaf het moment dat de huisarts een patiënt verwijst tot en met het moment dat patiënten weer terug worden verwezen naar de eigen huisarts.